BEWONERSVERHALEN PARKWIJK EN EGELSVENNEN

Met de bewonersverhalen leggen we ons oor te luisteren bij de eigenaars, huurders en gebruikers van de wijken. Hoe ervaren zij het ‘wonen’ hier en hoe hebben ze de wijk door de jaren heen zien veranderen? In hoeverre hebben ze hun woning naar hun hand gezet, en welke noden schuilden daaronder? Wat betekent de openbare ruimte voor hen en hoe wordt ze gebruikt? 
Doorheen de verschillende verhalen leren we hoe bewoners ‘architectuur’ ervaren, wat hen bindt met hun wijk en wat hun grootste ergernissen zijn. Ze geven een inkijk in het sociale leven, de ‘gewoonheid’ van wonen, de veranderende context en de toekomstwensen. Geen blik van bovenaf, maar vanuit de buik van de wijk, met ervaringen even divers als de bewoners zelf.

1 De utopie van de beginjaren

 De beginjaren, eind jaren 60 begin jaren 70, worden door de bewoners vaak als utopisch omschreven. Als nieuwe eigenaars of huurders komen ze terecht in een woning die vaak beter is dan wat ze op de huurmarkt kunnen vinden, en in een wijk die duidelijk als 1 geheel werd ontworpen. De opzet van de wijk en de bebouwing gaf hen het gevoel dat ze permanent op vakantie waren, en voor de kinderen van die jonge gezinnen is de hele wijk een speelterrein, waar ze vrij kunnen spelen: op de bergskes, in de boskes, op het groen. Pieter, die als kind in de Parkwijk woonde, heeft levendige herinneringen aan die droomwereld vol avontuurlijke speelmogelijkheden en de grote vrijheid die daarmee gepaard ging: oorlogjes tussen ‘bendes’ uit verschillende plantsoenen, blaaspijpen maken van takken van vlierbesstruiken. En Ken en Elvire denken een beetje weemoedig terug aan de tijd toen Egelsvennen tot één van de mooiste wijken van Europa werd uitgeroepen. 

2 Trots op de wijk vs pragmatische keuze

 De bewoners die van in het begin in de wijk zijn komen wonen, hadden hun woning vaak nog op plan gekozen, of waren bij de eersten in de wijk. Bij hen herkennen we een zekere trots op hun wijk, en ik hoorde hen vaak en vurig hun wijk verdedigen. Dan hoor je dingen als: Nee, het is hier geen getto. En: wij zitten hier het schoonste van de hele wijk, met het schoonste uitzicht. Christian, een huurder die recent in Egelsvennen kwam wonen, heeft zelfs expliciet naar die locatie gevraagd en was bereid te wachten tot er iets vrijkwam, net als Figen, die opgelucht was toen ze eindelijk van haar appartement in het centrum naar een woning in Egelsvennen kon verhuizen. 

Maar niet iedereen koos er zo bewust voor om hier te komen wonen. Voor Nicole, bewoonster van de Parkwijk sinds 1971, was het eerder een ‘voorzichtige financiële keuze’, maar ze blijft tot de dag van vandaag een koele minnaar van de wijk. Bij Ken en Elvire was het een samenloop van omstandigheden en praktische overwegingen. Ondertussen wonen ze al 44 jaar in Egelsvennen, ook al had Elvire altijd gezegd: ‘In Mol wil ik nooit, nooit, nooit wonen’. En Marie kwam noodgedwongen terug na haar scheiding. Ze woonde als kind ook in de wijk en had gehoopt er nooit meer te moeten wonen. 

3 Architecturale keuzes

 Er is dus ook wel wat verschil in de manier waarop deze mensen naar hun wijk en de architectuur ervan kijken. De trotse bewoners van het eerste uur blijven de schoonheid zien van wat ooit hun utopische leefomgeving was, al zijn ze ook niet blind voor de minpunten en de veranderingen die er sinds de beginjaren hebben plaatsgevonden. Jo, Lief en Agnes lieten hun wijk bijvoorbeeld niet zomaar beledigen door een journalist die het wonen in de Parkwijk ooit vergeleek met ‘meikevers in een luciferdoosje’, of door kennissen die schamper vroegen of ze ‘in die kazerne’ wonen. In Egelsvennen is er veel appreciatie voor de de verspringende inplanting van de woningen en het groen. Pieter, Figen, Ken en Elvire, ze omschrijven hun huizen allemaal als ‘eenvoudig, praktisch en compact, en je hebt alles wat je moet hebben.’

En Pieter gaf een heel heldere analyse van de Parkwijk mee:
“Wat bij mij op mijn netvlies staat is de bijna militaire ordening van de wijk. Het had iets van een kazerne, maar dat hoefde niet negatief te zijn, want het was vooral ook duidelijk en eenvoudig, en bovendien was het allemaal piekfijn onderhouden. Wat men vaak over het hoofd ziet, is dat door die dingen te verwaarlozen, ook andere kwaliteiten verloren gaan. Dat de ruimtelijkheid van het verhaal ook het maatschappelijk weefsel versterkte.”

Soms zijn er wel vragen bij bepaalde architecturale keuzes: dat je in Egelsvennen over de privé buitenruimte moet om tot aan de voordeur te geraken is ‘vreemd, nu je het zegt’, maar daar wordt na al die jaren nog weinig aandacht aan besteed: ‘We zijn dat zo gewoon.’ En dat in sommige woningen de enige manier om naar het eigen koertje te gaan via het openbaar domein is, is ook geen pluspunt. 

4 Basic en toch luxe

 De woningen zijn dus eenvoudig, praktisch en compact, en daar zijn heel wat bewoners heel blij mee. Aan de indeling wordt in de loop van al die jaren eigenlijk heel weinig veranderd, omdat het basisplan heel goed in elkaar zit. Natuurlijk wordt er wel wat uitgebreid hier en daar, en zowel in Egelsvennen als in de Parkwijk zie je aanbouwen, veranda’s en extra bergingen verschijnen. Binnen de woning blijven de aanpassingen meestal beperkt tot deuren die weggehaald of toegevoegd worden, een keuken die opengewerkt wordt of het vervangen van vloeren en verwarmingsketels omdat het na al die jaren wel wat meer kwaliteit mag zijn. De meeste huizen worden ook op dezelfde manier bewoond, gewoon omdat het bijna niet anders kan. Maar waar iedereen op hamert: je moet het in zijn tijd zien, en 50 jaar geleden was dit luxe. De badkamer is bijvoorbeeld wel minimaal, maar ‘je doet het met wat je krijgt, en je maakt er het beste van’. 

5 De beperkingen van sociaal wonen

 Dat pragmatisme zien we terug bij heel wat bewoners: ze zijn niet blind voor de beperkingen van hun huis, maar ze maken er het beste van. Het gemis aan berging is een veelgehoorde klacht, en daar worden heel uiteenlopende oplossingen voor gevonden. Van zo minimalistisch mogelijk leven en geen rommel bijhouden, tot alles tetrisgewijs in de berging proberen te passen. Van de garage die berging wordt tot koterijtjes bijbouwen, voor alles is een oplossing.

Wat 50 jaar geleden als een luxueuze keuken werd gezien, is nu gewoon veel te klein. En nu kunnen we ons niet meer inbeelden dat we met een gezin van 6 een badkamer van 2 vierkante meter zouden delen. En toch was dat zo, ze maakten goede afspraken met elkaar en er werd verder niet over gezeurd. 

Natuurlijk steken er intussen ook andere, meer technische problemen de kop op: isolatienormen worden niet gehaald, akoestisch is het niet wat het moet zijn, en het onderhoud van de huurwoningen laat vaak te wensen over. 

6 Sociaal leven in de wijk

 Dat het sociale leven in de wijken doorheen de jaren erg veranderd is, hoor je in bijna alle bewonersverhalen. De tijden zijn natuurlijk veranderd, maar toch: voor de meeste bewoners hangt de achteruitgang ervan toch ook samen met wat ze ‘de teloorgang van de wijk’ noemen. 
Het is opvallend hoe positief de verhalen uit de beginjaren zijn, en hoe alle puzzelstukken op dat moment in elkaar lijken te vallen: in de Parkwijk zijn er heel wat actieve verenigingen, en speelden de parochie en de kerk een heel verbindende rol op een laagdrempelige manier, bijna als een mini cultuurcentrum. De opbouw van de wijken, waarbij mensen in eerste instantie hun directe buren kennen, maar op ontmoetingsplekken ook andere bewoners tegenkomen. Vaak spelen ook de kinderen hierin een grote rol: zij vinden elkaar makkelijk al spelend, en ouders knopen hun sociale contacten daaraan vast. En er is een goeie sociale mix, van kopers en huurders, van mensen van verschillende origine, van verschillende leeftijden en inkomensklasses. Zolang die mix goed bewaakt wordt, stellen er zich niet al te veel problemen en speelt de sociale ladder weinig rol. 
Bovendien is er binnen de wijk een soort natuurlijk sociaal toezicht, niet alleen door de mensen van het groenonderhoud, maar ook onderling: mensen kennen elkaar, vertrouwen elkaar, lopen elkaars deur daarom niet plat, maar weten elkaar te vinden als het nodig is. 
Er zijn prachtige verhalen over wijkfeesten waarbij de afwas met kruiwagens naar verschillende huizen wordt gebracht, of buren die samen in hun marcelleke en met een bak bier op de oprit zitten, maar tegelijk hoor je dat dat nu ondenkbaar is, dat het sociale leven eigenlijk kapot is, of dat de contacten zich nu eerder beperken tot de eigen gemeenschap. 

7 Openbaar domein als basis van de wijk

 Dat sociale leven is onvermijdelijk verbonden met de rol van het openbaar domein. Er is wel wat verschil tussen de Parkwijk en Egelsvennen op het vlak van voorzieningen: de Parkwijk heeft met haar winkels, café, kerk en ontmoetingsruimte veel meer mogelijkheden tot sociaal contact, terwijl Egelsvennen enkel op wonen gericht is. Toch is het duidelijk dat ook de organisatie van het groen, de straten, de paadjes, het parkeren, en het hele openbare domein een sterke impact heeft op het leven in de wijk. De staat ervan heeft een invloed op de manier waarop de mensen hun wijk ervaren, en het respect dat ze ervoor hebben. Tegelijk maakt het ontwerp ervan ruimte voor ontmoeting, spel en sociaal contact, wat leidt tot ongedwongen sociale controle, iets waarvan veel mensen aangeven dat dat nodig is in de wijk. 

Dat ze in een groene wijk wonen is voor veel mensen een pluspunt. Er zit een zekere contradictie in de mate waarin ze het groen gebruiken en ze het tegelijkertijd ook missen, als gebruiksruimte en ruimte voor ontmoeting. 

8 De wijk als doolhof

 De openbare ruimte in zowel de Parkwijk als Egelsvennen draagt veel potentieel in zich, maar heeft in beide wijken in de loop van de jaren wat van zijn kwaliteiten verloren, zowel naar onderhoud als naar gebruik. Dat de wijken zijn opgevat als autoluwe plekken met een ringweg die het verkeer naar de verschillende plantsoenen of subwijken leidt, wordt gezien als een grote woonkwaliteit, maar verhoogt het gevoel van een doolhof. In combinatie met de gelijkaardige bebouwing, de onduidelijkheid over voor- en achterkanten en de verwarrende nummering, leidt tot een gevoel van desoriëntatie en een gebrek aan identiteit. Dat uit zich op allerlei manieren, van bewoners die plannetjes van de wijk bij de hand houden om verloren gereden bezoekers te begeleiden, tot pakjes- of taxidiensten die hopeloos rondtoeren en bewoners die de wegbeschrijving naar hun huis automatisch meegeven aan iedereen die hen wil bezoeken. Maar het zorgde er helaas ook voor dat de brandweer het juiste huisnummer niet kon vinden toen de keuken van Figen in brand stond.

9 Verrommeling

 Zowel de die-hard fans van de wijk als de koele minnaars merken op dat de wijk verloedert: de eenheid verdwijnt, het wordt rommeliger en in het algemeen minder aantrekkelijk. Daar zijn verschillende redenen voor: de slechte staat van sommige woningen, het toeëigenen van delen van het openbaar domein wegens het gebrek aan privé buitenruimte, de aanpassingen aan de woningen waardoor de eenheid verdwijnt, de koterijen, het groen dat niet langer uniform is maar door de bewoners zelf wordt ingevuld en vaak slecht onderhouden, de vuilbakken die overal doorheen de wijk staan, het sluikafval. Wat op eigen terrein gebeurt, blijft in de Parkwijk minder zichtbaar door de hoge tuinmuren, maar ook daar vallen de wijzigingen door de hele wijk op. 

Hoewel veel van de bewoners zelf ook al dan niet legale aanpassingen aan hun woning hebben gedaan, vinden ze het een grote achteruitgang en zijn ze vragende partij om hier strenger op toe te zien. En ook een langetermijnvisie op de wijk ontbreekt volgens hen, waardoor blokjes lang leeg staan, of te versnipperd geraken tussen kopers en huurders.