Lieve Vermeiren & Johan De Coster 
Architecten - Antwerpen

Geen van beiden zijn afkomstig uit Antwerpen, maar studies en werk brachten hen hier. Als Lieve op zoek gaat naar een appartement, spreken de mooie gebouwen van de tentoonstellingswijk, ten zuiden van Antwerpen, haar aan en als ze later samen met Johan verhuist naar een grotere plek, blijven ze in de buurt. Hoewel ze houden van het stadsleven, weegt dat niet op tegen de charme, de grootte én de betaalbaarheid van hun appartement. Het grootste nadeel blijkt te zijn dat het niet van hen is, waardoor ze het niet helemaal naar hun hand kunnen zetten. Dus wordt er momenteel hard gewerkt aan een eigen stek, in het centrum van Antwerpen.

Lieve: We willen eerst en vooral daglicht, veel daglicht.
Johan: We wonen ook graag dicht bij de stad. We merken dat we hier, op een kwartiertje fietsen van het zuid, nog te veel de auto nemen, en nog de vrijheid en de keuze missen die de stad wel biedt.
Lieve: Ik heb altijd gewoond in een straat met bomen. Ik vind het fantastisch als de straat wat meer breedte heeft, dieptezicht, perspectief. Dat maakt ook dat we overdag zonder gordijnen kunnen leven, en contact hebben met de omgeving.
Johan: We houden wel van wat drukte in de buurt. Ik ben op mijn elfde van Brussel naar de ‘buiten’ verhuisd en wist toen al: als ik later kan, ga ik terug in de stad wonen. Ik vond het saai, het pendelen was er te veel aan en ik heb toen al beslist: dat wil ik nooit, niet voor mij en niet voor mijn eventuele kinderen. We willen wel graag een buitenruimte. Dat hoeft geen tuin te zijn, een balkon kan ook.

Lieve: Een deel van onze meubels komt uit de vroegere woning van mijn grootouders. Hun woning was destijds ingericht door een interieurarchitect en toen ik ging kijken in de garage, waar de meubels intussen waren opgeslagen, bleken er wel wat mooie stukken bij te zijn: de groene zetel, de kast in de inkomhal, de kast in mijn bureau, de lamp… De kast in de inkomhal is ontworpen door Alfred Hendrickx. Het inlegwerk is van Willy Meysmans, een kunstenaar die met keramiek werkt en die voor elk van die kasten een ander ontwerp heeft gemaakt, waardoor elke kast uniek is. 
Zelf hebben we natuurlijk ook nog een aantal stukken gekocht. De Crisistafel van Piet Hein Eek hebben we gekocht nadat we zijn atelier in Eindhoven hadden bezocht.
Johan: Het is een leuke, een beetje atypische maat: 240 op 90 cm. We hebben onze boekenkast er ook op afgestemd. Ze is gemaakt uit multiplexplaten, die ook 240 cm zijn.
Lieve: De stoelen zijn oude schoolstoelen uit de klassen van de lagere school waar mijn vader directeur was, de klas staat er zelfs nog op. Ze waren in heel slechte staat en klaar om weg te gooien, maar we hebben er acht uitgehaald en weer helemaal opgeschuurd. We hielden van de vorm.
Johan: De zetel, Tufty Time van B&B Italia, is onze grootste investering. Hij is moduleerbaar, je kan hem makkelijk uitbreiden of de opstelling veranderen, en doordat hij niet echt een rug heeft, staat hij mooi vrij in de ruimte. Door de kleur van de stof sluit hij ook mooi aan bij de andere groene zetel. Het stereomeubel heb ik eens gezien op de Interieur-beurs, en ik dacht dat de stereo-installatie die ik voor mijn 18e verjaardag had gekregen daar mooi in zou passen – en dat bleek te kloppen (lacht).

Lieve: De klok erbovenop is mijn eerste 'grote' investering. Een klein element als eerste investering maar wel een bewuste keuze. Ik heb ze gekocht op een stockverkoop van Vitra tijdens mijn studies, ook al had ik toen eigenlijk helemaal geen geld. De leeslamp is een dokterslamp, die mijn grootvader – die huisarts was – gebruikte voor kleine operaties. Het bijzettafeltje komt dan weer van mijn vader, die verzamelt antiek – en soms ook een beetje rommel (lacht). Dit waren oorspronkelijk rekjes waarin de groenten gestapeld werden op de markt, ze zijn stapelbaar en opplooibaar.

Johan: We zijn nooit echt op zoek naar voorwerpen voor in ons huis, we komen dat tegen. Het is ook leuk als er een verhaal aan vasthangt.
Lieve: Toen mijn oma verhuisde werden er wat spullen verdeeld en zo heb ik dit zilveren servies van Wiskemann gekregen. Ik heb dat altijd een heel mooi servies gevonden, met die kleine details en  die fijne handvatjes, en het is leuk dat het een familiestuk is.

Zowel Lieve als Johan maakten nog een kleine omweg voor ze echt aan hun architectenloopbaan begonnen. Lieve volgde een opleiding tot piloot voor ze ingenieur-architect werd aan de UGent. En Johan had enkele vrienden-muzikanten die aan de Jazz Studio hadden gestudeerd, en vroeg zich na zijn studies af of dat misschien ook iets voor hem was. 

Johan: Ik heb dus na mijn studies eerst beslist om geen architect te worden (lacht) en om muzikant te worden. Maar door een half jaar dagelijks met muziek bezig te zijn begon ik de architectuur en het ontwerpen toch te missen, en kwam ik tot de conclusie dat ik het allebei nodig had. Mijn eerste stageplaats was bij Feys en Gouwy in Lier en na ongeveer een jaar werd ik gevraagd voor de Meesterproef. Daarna heb ik mijn stage afgewerkt bij Mys & Bomans, ik ben er medewerker geworden en na een aantal jaren vennoot. Toen Mys & Bomans is opgesplitst ben ik samen met Kris Mys een nieuw bureau begonnen, RAUM architecten, sinds 2010. Maar de muziek is nooit weg geweest, ik speel nu drums bij Marble Sounds.
Lieve: Na mijn studies in Leuven heb ik twee jaar stage gelopen bij Cuypers & Q architecten, en daarna ben ik aan de slag gegaan bij Areal architecten. Daarnaast had ik altijd mijn eigen projecten, en geleidelijk evolueerde dit naar een eigen bureau, Lieve Vermeiren. Ik heb heel veel geleerd bij Cuypers & Q, ik heb veel vertrouwen en kansen gekregen, ook om werfervaring op te doen, toch heel belangrijk voor een architect. Tijdens mijn studies was ik onder de indruk van Kristiaan Borret (tot voor kort stadsbouwmeester van Antwerpen), die ontwerpbegeleiding gaf. Zonder een ideologie te prediken, kon hij een ontwerp heel helder analyseren en de pijnpunten aanhalen. Door de juiste vragen te stellen, zorgde hij ervoor dat je jezelf terugvond.
Johan: Het is een kwaliteit om zo analytisch en helder dingen te kunnen uitleggen en aanpakken. Ik heb dat analytische, rationele en functionele denken ook gezien bij Patrick Lootens, mijn ontwerpbegeleider in het eerste jaar van mijn opleiding, wat toch echt je introductie is tot de architectuur. Van Hans Barbier leerde ik dan weer stedenbouwkundig nadenken, over open ruimte en hoe een gebouw in de publieke ruimte staat. Tijdens de Meesterproef begeleidde Mike Guyer van Gigon Guyer architecten een van de workshops, en dat was de beste begeleiding die ik ooit gehad heb: warm, eenvoudig, helder, de essentie raken door de juiste vragen te stellen. En Bob Van Reeth zelf, die die Meesterproef opvolgde als Vlaams Bouwmeester: dat zijn architecten die zoveel bagage hebben én tegelijkertijd weten hoe ze die kennis – of de vragen die gesteld moeten worden – moeten overbrengen. Het is een gave (lacht), als je iemand op zo een korte tijd zoveel kan bijbrengen. De Meesterproef heeft wel deuren voor mij geopend, want daardoor heb ik mijn eerste eigen project kunnen realiseren in Monnikenheide in Zoersel.
Lieve: De juiste vragen stellen is veel belangrijker dan naar een of andere ideologie zoeken. Ik denk niet: dat moet het zijn of zo moet het eruit zien om te passen binnen mijn visie. Het is eerder: het moet gewoon juist zijn binnen een bepaalde context.

Johan: De grondlegger van dat ‘integreren in de context’ blijft voor mij b0b Van Reeth en awg, die begin jaren ’90 met hun project in Averbode de intelligente ruïne en het neutrale bouwen predikten. Veel bureaus hebben ergens verder gewerkt op dat basisidee. Maar nu zie je toch ook weer bureaus die explicieter zijn en een heel eigen handtekening hebben. Dat is een heel boeiende evolutie, zolang er ook een sterk inhoudelijk verhaal aan verbonden is. Alleen maar ‘designen’ en bezig zijn met het beeld lijkt mij een verarming van wat misschien wel de artistieke waarde van architectuur zou kunnen en moeten zijn. Dan nog liever gebouwen die neigen naar banaliteit dan gebouwen die schreeuwen om aandacht maar geen inhoud in zich dragen. Tegelijk zie je internationaal, door internet, websites en blogs dat er een soort uniformiteit is die misschien wat misplaatst is. Iedereen kijkt naar dezelfde foto’s en gebruikt hetzelfde referentiemateriaal, zonder de uitgangspunten van de gebouwen te kennen, waardoor je enkel het beeld meeneemt maar niet de achterliggende visie.
Lieve: Het inhoudelijke van het modernisme, het functionele, dat zit er ingebakken. Het is als een soort layer in ons architectenhoofd die blijvend aanwezig is. Er komen natuurlijk wel andere invloeden en extra lagen bij, maar dat blijft een basis waarvan je vertrekt.
Johan: Het is ook een heel rationele, zinvolle houding. Er zijn natuurlijk architecten die daar als tegenreactie anders mee omgaan, maar het is niet veel mensen gegeven om dat op een zinvolle manier te doen. Want als je op zoek gaat naar grenzen en daarmee experimenteert, is er altijd een risico dat je aan de ‘verkeerde’ kant van de lijn terechtkomt. 

Lieve: Om een opdrachtgever te overtuigen van een project, heb je naast plannen natuurlijk beelden nodig, 3D-beelden dan, maar we illustreren een ontwerp ook aan de hand van referentieprojecten, bijvoorbeeld voor materialisatie en sferen. En het is heel belangrijk om daar uitleg bij te geven, we doen veel moeite om dingen te kaderen. In die gesprekken moet ook een soort vertrouwen groeien, want dat is absoluut noodzakelijk om een project, dat toch minstens twee jaar duurt van ontwerp tot uitvoering, tot een goed einde te brengen. Daarom vind ik het soms ook makkelijker als mensen je kiezen als ontwerper omwille van je persoon, eerder dan op basis van je gerealiseerde projecten. Omdat ze weten hoe ik met een project en klanten omga, zijn ze bereid sneller dat vertrouwen te geven en opener te zijn over wat ze goed en niet goed vinden. Als je merkt dat klanten bij wijze van spreken op een andere planeet zitten, moet je je echt afvragen of het wel een goede samenwerking kan worden. Je probeert natuurlijk wel, maar soms gaat het niet. Daarom werk ik ook altijd met een schetsontwerpcontract, en pas daarna een volledig contract. 
Johan: Het gevaar van een portfolio is dat mensen vasthouden aan beelden van projecten, en dan willen ze dikwijls letterlijk datzelfde beeld, terwijl het natuurlijk niet zo werkt. Want je maakt een project op maat, en elk project heeft zijn eigen programma en budget. Vaak moet je de dromen van mensen relativeren, het is een illusie dat je voor heel weinig geld heel veel kan bouwen.
Lieve: Ik ben heel duidelijk als het over budget gaat, zowel bouwbudget als ereloon. Ik zeg wat het zal kosten zoals het is, en daar zijn zeker al projecten op afgesprongen. Maar ik heb het liever zo dan dat ik halverwege tegen klanten moet zeggen dat ze op zoek moeten naar extra middelen, of dat ik mijn werk niet naar behoren kan doen omdat het ereloon op is. Architecten die onder de prijs werken ondermijnen eigenlijk hun eigen beroep.
Johan: Een architect is in tegenstelling tot vroeger eigenlijk marktvrij. Nu er veel te veel architecten zijn voor te weinig werk speelt die vrije markt heel erg, waardoor we onszelf dood concurreren.
Lieve: Het is een arbeidsintensief proces, met veel verantwoordelijkheden en tien jaar aansprakelijkheid. Ik denk dat we daarvoor best wel weinig verdienen.
Johan: Ik heb daar een dubbel gevoel bij. Ik ken veel muzikanten en als ik daarmee vergelijk mogen wij helemaal niet klagen. Je kan altijd naar twee kanten kijken, naar de zakenwereld of naar de artistieke wereld. Wij zitten er een beetje tussenin.

Lieve: Ik wil graag nog wat groeien om ook andere en grotere projecten te kunnen doen, maar heb voorlopig geen ambitie om een groot bureau te worden. Een gelijkwaardige samenwerking met twee architecten zou ik fijn vinden. Ik geef niet graag dingen uit handen, dus het is belangrijk om op dezelfde golflengte te zitten. Voor sommige projecten werk ik nu al samen met een collega-architect, Tina Sanders, omdat het samenwerkingsverband het project sterker maakt en omdat je dan een toetssteen voor elkaar kan zijn. Qua projecten lijkt mij de combinatie van middelgrote projecten met particuliere projecten ideaal. Ik haal er nog altijd veel voldoening uit om mensen persoonlijk te begeleiden en te zien dat ze echt blij zijn met je ontwerp. Die begeleiding gaat zover als de klant het vraagt: soms tot de lichtarmaturen en soms helemaal niet zo ver en dan zal ik er ook niet van wakker liggen welke keuzes ze daarin maken. Een project staat of valt niet met een op maat gemaakte kast of design meubel, architectuur is meer dan dat. Het is zelfs een geruststelling om ergens binnen te komen en te denken: foute meubels, maar de ruimte is wel nog altijd goed (lacht).
Johan: Voor mij is het minder belangrijk om te groeien in aantal medewerkers en infrastructuur dan om te groeien in verscheidenheid aan opdrachten. Ik zie me geen groot bureau runnen, dan moet je een manager zijn en dat is niet mijn ambitie. Ik wil mijn beroep graag kunnen doen, het mag geen opgave worden omdat zakelijke keuzes en verantwoordelijkheden tegenover personeel de bovenhand nemen. Daarom zie ik mij eerder evolueren naar een situatie waarbij ik aan grotere projecten werk in samenwerking met andere bureaus. Dat kan met een ander architectenbureau zijn, bijvoorbeeld voor wedstrijden waarvoor bepaalde referenties en expertises nodig zijn, of met andere partners die technische aspecten of uitvoering voor hun rekening nemen. Bij een gebouw moet de basis goed zitten, en ik hoef dat niet tot het laatste detail zelf in handen te houden. Ik ben ook niet bang om daarin ideologische toegevingen te moeten doen, want dat is gewoon de realiteit bij grote projecten. Door samenwerking verruimt je blik en krijg je andere inzichten, dus mijn eerste ideologische standpunt is dat ik wil bijleren, en oor wil hebben voor andere meningen.

Johan: We proberen allebei wel op de hoogte te blijven van wat er leeft in de architectuurwereld. We gaan naar lezingen, kopen boeken…
Lieve: We waren bijvoorbeeld recent onder de indruk van de lezing van Bas Smets, een landschapsarchitect, een tijdje geleden in de Singel. Het is een beetje hetzelfde als bij Kristiaan Borret: helder, analytisch, inhoudelijk sterk, een goeie spreker. Ook dat is inspirerend, die manier van denken, wat achter het beeld zit.
Johan: Het is een bewustzijn dat opgefrist wordt, om inhoudelijk bezig te zijn en je niet te laten verleiden door al die beelden die de hele tijd op je afkomen. Want iedereen wordt daar natuurlijk door verleid, en die lezing werkt dan als wake-up call, om te blijven zoeken naar de essentie. Qua boeken kopen we dingen waarvan we vermoeden dat de architectuur wat aansluit bij onze eigen visie, en ook wel de dingen die te maken hebben met architectuur in Vlaanderen, omdat dat het inhoudelijk kader is waarmee we bezig zijn. We hebben ook wel een beetje een zwak voor Zwitserse architectuur, waarin je meestal een sterke visie terugvindt over neutraliteit, tijdloosheid, duurzaamheid, bouwen in de stad, polyvalentie. Projecten die er al twintig jaar staan zijn nog altijd even actueel. En er is een enorme hoge kwaliteit in de uitvoering.
Lieve: Het zijn geen schreeuwende beelden, maar ze blijven wel bij.
Johan: Zurich is bijvoorbeeld een stad waar je een verweving van traditie en hedendaagsheid ziet die heel natuurlijk aanvoelt. Er is een zekere continuïteit in het gebouwde en het nieuwe, in de traditie en de hedendaagsheid die daar samenvloeit, en die voor de leek die niets van architectuur kent ook heel natuurlijk aanvoelt. Ook bij ons eigen huis is het de hele tijd zoeken naar die neutraliteit. Ik kan ook heel erg bezig zijn met compositie, verhoudingen tussen open en gesloten. Ik kan daar uren aan schaven.
Lieve: Uiteindelijk moet je er naar kijken en denken: dit klopt.